Zeven

Lily Free haastte zich door Cross Street, met haar hoofd omlaag, maar haar ogen schoten van links naar rechts toen ze Murderer’s Alley en de Old Brewery passeerde. Een grote zeug kwam, nagezeten door een troep haveloze jongens, krijsend voorbij en spoot haar drek uit op het wandelpad. Daarna schoot het beest de straat op. De paarden steigerden en stampten van schrik, zodat hun koetsiers de jongens vervloekten die alleen lachten en vloeken terug riepen. Lily bleef lopen, God nog maar eens dankend omdat Hij haar uit die verfoeilijke huurkazerne had verlost en in deze kleine, maar lichte kamer in Little Water Street gebracht had. Ondanks de slechte reputatie vanwege de prostituees en de pooiers die hen onderhielden, voelde Lily zich veiliger in Cow Bay waar zwarten, blanken en mulatten vrij met elkaar omgingen en niet te veel vragen stelden. De paar keer dat Lily tot haar wanhoop als prostituee had moeten werken, was dat in de Old Brewery geweest, in het steegje om de hoek. Ze liep sneller en zette die herinnering van zich af; weglopers hebben weinig te kiezen.

Het enige goede dat uit die tijd was voortgekomen, was Jakob Hesselbaum, een Duitse jood die net zo veel van andere immigranten verschilde als zijzelf; ‘Wij zijn de enigen die niet naar huis verlangen,’ had hij gezegd. Hij had zowaar met haar gesproken na hun snelle paring in de steeg; toen hij hoorde dat ze kinderen had, nam hij kleine eetbare geschenken voor hen mee, en ten slotte bood hij haar een echte baan aan: vis verkopen in zijn kraam op de kade, nu hij zulke goede zaken deed dat hij een paard en wagen kon kopen. Ze had ja gezegd, omdat ze geen andere keuze had, en omdat seks met één man veiliger was dan met velen. Zodoende werkte ze voor hem; hij betaalde haar een klein salaris – genoeg om te verhuizen naar een eigen kamer met een raam, met licht en lucht – en af en toe sliep ze met hem. Haar kinderen hoefden het niet te weten, al wist God het wel en bad ze of Hij haar wilde vergeven.

Op een regenachtige dag had Jakob gevraagd of ze zijn vrouw wilde worden, maar ze had nee gezegd, omdat ze al een echtgenoot had, een goede man die nog als slaaf in Georgia was. En omdat ze twee oudere kinderen had, ook slaven, en niet zou rusten voor ze genoeg geld had om hen vrij te kopen. Ze schudde haar hoofd toen ze zich herinnerde hoe geschokt Jakob had gekeken toen ze hem dit vertelde. Toen kwam zijn verhaal over vervolging, over zijn vrouw en kinderen die nu gestorven waren, en wat hij er niet voor zou geven om hen terug te hebben. Ze dacht hieraan terwijl ze Mott Street overstak en over Pell naar de Bowery rende, waar ze nog maar net de omnibus naar de haven haalde. Ze stonk – dat wist ze best – naar zweet, roet, vet en visslijm, maar dat kon haar niet schelen; iedereen in de stad stonk, vooral in de hete maanden. Laat ze maar van haar wegschuiven in de bus, dat kon haar niet schelen. Het enige wat haar kon schelen, was dat ze laat was en dat Jakob bezorgd zou zijn.

Sinds ze hem over haar echtgenoot verteld had, nam hij haar niet langer mee naar bed en toch behandelde hij haar zo vriendelijk alsof ze minnaars waren; ze begreep daar niets van, maar ze was hem er dankbaar voor. Híj had er bij haar op aangedrongen dat ze het aanbod van kapitein Reinders zou aannemen, híj had haar zijn zuurverdiende dollars voorgeschoten zodat zij met haar gezin herenigd zou kunnen worden. Ze fronste haar wenkbrauwen – ze had zo veel aan hem te danken; ze kon het allemaal bijna niet verdragen nu het einde in zicht kwam. Als de kapitein uit Liverpool terugkwam, zou hij langs de kust varen en een tussenpersoon voor slavenhandel zoeken…

De bel klingelde; Lily stapte uit en trok haar omslagdoek steviger om haar schouders. Ze zou nooit wennen aan de ijzige kou hier in het noorden, aan het donkere, treurige winterlandschap, het onophoudelijke kabaal van de stad en de meedogenloze uitputting van het bij elkaar schrapen van een inkomen. Ze zou er nooit aan wennen, maar evenmin zou ze ooit klagen; want nu was ze wat ze nooit had verwacht ooit te zullen zijn, waar ze alleen voor haar kinderen van gedroomd had. De slavin die Lillian heette, was Lily Free geworden.

‘Zzo, daar ben je eindelijk.’ Jakobs accent was altijd duidelijker te horen als hij ongerust was, met zware v- en z-klanken. ‘Ik heb een uur gewacht en nog kwam je niet. Ik denk: misschien is er iets gebeurd, misschien heb je een probleem.’ Hij veegde zijn handen aan zijn schort af en bekeek haar van top tot teen. ‘Alles in orde, dus?’

Ze knikte. ‘We kregen politiebezoek. Iemand vond een lijk in de steeg achter Stookey’s bar.’

‘Die Stookey is een ezzel, altijd loopt hij met dat stomme mes te zzwaaien.’ Hij overhandigde haar een groot, schoon schort.

‘Ik kan mijn eigen was doen, Jakob,’ zei ze en nam het met een schuldig gevoel aan.

‘Dat weet ik.’ Hij draaide haar om en maakte het op haar rug vast. ‘Maar ja, al die kleren, die ruiken naar vvis… en al mijn kleren’ – hij haalde zijn schouders op – ‘die ruiken tóch al naar vvis!’ Hij liet zijn handen een ogenblik op zijn heupen rusten. ‘Hoe dan ook, ik wil het doen, en jij moet me gewoon laten. Trouwens, door jou ben ik te laat. Door jou en Stookey.’

Ze schoot in de lach.

‘De politie – vvielen zze je lastig?’

‘Nee,’ zei ze en draaide zich weer om. ‘Maar ik wilde Samuel en Ruth niet alleen laten voor het geval er iemand langs zou komen en vragen zou gaan stellen.’

‘Je hebt gelijk,’ stemde Jakob in. ‘We willen geen problemen, vvooral niet als kapitein Reinders hier is, straks.’

Lily keek naar buiten, naar de haven en de binnenkomende schepen. ‘Is er iets misgegaan denk je, Jakob?’

‘Ach, nee. Hij maakt het goed. Het is winter. Stormen komen, schepen worden vvertraagd. De hele tijd worden zze vvertraagd. Hij komt wel. Ik beloof het je.’

‘Dat kun je niet beloven,’ bracht Lily hem in herinnering.

‘Zzeker wel!’ Hij grijnsde naar haar en wiebelde met zijn vingers. ‘En nu ga ik, anders pakt die vervvloekte Moushevsky al mijn klanten. Goedendag, en vverkoop al die vvis vvoordat ik terugkom, mevvrouw Free!’

Hij zette de laatste emmer achter in zijn kar, klom erop en ging op weg; voordat hij de hoek naar de laan omging, groette hij haar vol respect. Wat een goede man, dacht ze opnieuw.

‘Kopen, Lily?’ Twee kleine jongens stonden voor de kraam met een klotsende emmer mosselen tussen zich in.

‘Misschien,’ zei ze. ‘Hoe vers zijn ze?’

‘Van vanmorgen, Lily! Eerlijk!’ De oudste plonsde zijn hand in het ijskoude water en bood haar een handvol aan.

Ze nam er een, bekeek die goed, snoof er eens aan en knikte. ‘Goed dan, jongens. Dezelfde prijs?’

Ze knikten gelijktijdig, brachten hun emmer naar de achterkant van de kraam en goten de inhoud in een van haar teilen. Ze gaf hun een paar penny’s en probeerde niet te glimlachen toen hun ogen wijd opengingen van verbazing. Het was twee penny meer dan gewoonlijk, maar dat had Hesselbaum haar opgedragen; zijn moeder was een Poolse jodin geweest en deze jongens hadden dezelfde afkomst; hij wist welk leven zij achter zich gelaten hadden.

‘Ha, goedemorgen, Lily!’ Tara Ogue glimlachte terwijl de jongetjes wegrenden. ‘Als dat verse mosselen zijn die je daar hebt, neem ik ze meteen van je over, reken maar.’

Lily spreidde een dikke laag krantenpapier uit en wikkelde de bestelling erin. ‘Vanmorgen vers gevangen, zegt die jongen.’ Deze mevrouw Ogue mocht ze graag, maar ze was in het algemeen op haar hoede voor Ieren – de dronkelappen en ruzieschoppers in haar buurt, die niet van zwarten hielden, met wie zij streden om de laagste sport van de maatschappelijke ladder. Ze ging nooit een Ierse bar in; ze praatte niet eens met Ieren tenzij het noodzakelijk was. Maar mevrouw Ogue was best aardig en een goede klant bovendien, omdat ze voor hun eigen restaurant in Chatham Street inkocht.

‘Nou, hier kan ik een lekkere stoofpot van maken. Iets om die ouwe zuiplappen aan de bar een beetje mee te vullen, hè, Lily?’ Tara knipoogde. ‘Hoe gaat het met je kinderen? Een jongen en een meisje, zo was het toch?’

‘Ja, mevrouw,’ zei Lily, altijd weer van haar stuk gebracht door de vaardigheid waarmee deze vrouw haar informatie ontfutselde.

‘Denk erom, geen ge-“mevrouw”.’ Tara propte het pakket in haar mand. ‘Ik ben ook weduwe geweest, weet je.’

Lily knikte. Ze voelde zich enigszins schuldig als ze beweerde dat ze weduwe was, maar dat was veiliger. Voor zover iedereen wist – vooral de slavenvangers – waren zij en haar kinderen wettelijk vrij; ze had valse papieren om dat te bewijzen.

‘Het is nog niet lang geleden dat ik hier in de stad voor mezelf moest zorgen, net als jij. Ik weet wat tegenslag is. Maar ik had niet de zorg voor kinderen, weet je – en ook niet hun troost.’ Ze stapte naderbij en boog zich over de emmers heen. ‘God zal voor je zorgen,’ verzekerde ze Lily. ‘Heeft Hij me niet mijn eigen lieve Dugan Ogue gebracht, net toen ik dacht dat er niets dan verdriet en eenzaamheid zou zijn? Dat deed Hij,’ zei ze beslist. ‘En Hij zal hetzelfde voor jou doen.’

Lily voelde zich overrompeld door Tara’s zeldzame vriendelijkheid in deze stad vol vreemden. ‘Dank u wel, mevrouw,’ zei ze oprecht.

‘Tara.’ Mevrouw Ogue glimlachte, deed een stap terug en schoof de mand goed om haar arm. ‘En nu moet ik gaan, want onze kostganger – een prima jongen, onze Sean – verwacht zijn zus vandaag of morgen en ik heb beloofd dat ik de borden zou nakijken. Moet binnenkomen uit Ierland, dat meisje, en gauw, hoop ik, anders gaat hij nog dood van bezorgdheid!’

Lily wist hoe hij zich voelde. ‘Veel geluk,’ zei ze. ‘En’ – ze aarzelde even – ‘tot de volgende keer, Tara.’

Ze keek mevrouw Ogue na die in de richting van de aankomstkantoren verdween en bedacht hoe goed het was te weten dat het leven soms goed afliep, dat deze vrouw verlies had geleden en wanhoop had gevoeld en het toch had overleefd. Niet alleen had ze het overleefd, maar ze was ook gelukkig. Dat gaf Lily hoop, en ze keek langs Tara – nu een gestalte tussen vele anderen in de haven– voorbij de steigers naar de zee, waar op dat moment een schip binnenkwam.

Afscheid van Ierland
Moore Afscheid van Ierland-voorwerk.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-1.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-2.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-3.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-4.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-5.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-6.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-7.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-8.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-9.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-10.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-11.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-12.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-13.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-14.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-15.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-16.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-17.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-18.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-19.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-20.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-21.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-22.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-23.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-24.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-25.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-26.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-27.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-28.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-29.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-30.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-31.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-32.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-33.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-34.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-35.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-36.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-37.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-38.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-39.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-40.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-41.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-42.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-43.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-44.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-45.xhtml
Moore Afscheid van Ierland-46.xhtml